Geluk per post

Ze draaide de kaart om en om. Van de vergeelde foto op de voorkant naar het ouderwetse handschrift op de andere kant. En weer terug. Er stond geen afzender bij. “Geluk is het mooist wanneer het gedeeld wordt.” Dat was het enige wat erop stond, in mooie, sierlijke krullen. Ze herkende het handschrift niet, maar het moest van een bekende zijn. De afzender had de kaart geadresseerd aan Iza Anders, in plaats van aan Isabella. Alleen vrienden noemden haar Iza.
Op het eerste gezicht was het geen bijzonder kaartje. Het plaatje liet een landschap zien in zwart/wit. Het was er winter; een uitgestrekte sneeuwvlakte, in de verte een houten hutje en een kudde schapen. Geen specifieke kenmerken, de foto had bijna overal gemaakt kunnen zijn.
Toch zou ze het bewaren. Dat wist ze al. Ongeacht wie de afzender was. Geluk is het mooist wanneer het gedeeld wordt. Ze wist als geen ander hoe waar dat was. Het had lang geduurd voordat ze haar leven na het vertrek van Leon weer op de rails had. Maar ze had haar vertrouwen in de mensheid teruggekregen en haar geluk weer gevonden. Alleen had ze niemand om het écht mee te delen. Ze had mensen waar ze van hield. Natuurlijk, dat wel. Maar niet die ene persoon die haar leven weer compleet zou maken. Het kaartje had haar geraakt.
Ze legde het weg, op de stapel post die ze later in de week zou gaan archiveren. Dan zou ze wel kijken wat een goede plek was om het te bewaren.

De foto was veranderd.

Ze dacht eerst dat ze het zich verbeelde. De figuur die achter de kudde schapen stond had ze eerst vast over het hoofd gezien. Zo’n kleine gestalte was makkelijk te missen en ze had het kaartje de eerste keer niet zo uitgebreid bestudeerd. En het was alweer bijna een week geleden. Toch was het raar. Meestal was ze zo opmerkzaam. Ze draaide de beschreven kant naar zich toe. Ze had echt niet goed opgelet, zag ze. Ze meende zich te herinneren dat haar adres er scherp en duidelijk op had gestaan, maar wat ze zag was vaag, hoewel nog goed leesbaar. Zie je wel, dacht ze, waarschijnlijk had ze gewoon een slechte dag gehad.

Toch bleef het knagen. En toen ze een dag later wakker werd, na een nacht vol dromen over verschijnende en verdwijnende gestalten, was het eerste wat ze deed naar de krantenbak lopen. Het kaartje zou er hetzelfde uitzien als de dag ervoor. Ze zou zichzelf op haar kop geven voor haar onopmerkzaamheid en ze zou haar gemoedsrust weer terug hebben. Maar zo ging het niet.

De figuur was dichterbij gekomen.

Iza staarde ongelovig naar het zwart witte prentje. Dat kon niet. Gisteren had de figuur nog achter de kudde gestaan, nu stond hij er voor. Niet dichtbij genoeg om het gezicht te zien, maar Iza meende er door de lichaamsbouw en de houding een man in te herkennen. Wat gebeurde hier?? Zelfs de schapen leken zich verplaatst te hebben!
Geschrokken gooide ze het kaartje van zich af. Het belandde met de foto naar beneden op de tafel. Toen zag ze dat haar adres bijna was verdwenen. Vervaagd tot er niet meer over was dan een aantal vage blauwe lijnen. Aarzelend streek ze er met een vinger overheen. Zelfs de indruk die de pen had achtergelaten was minder geworden. Maar de tekst die de afzender haar had achtergelaten bleef onverminderd helder. Geluk is het mooist als het gedeeld wordt. Onwillekeurig glimlachte Iza. Zo’n mooie boodschap. Nog eenmaal keek ze naar het plaatje, naar de gestalte –de man- in de sneeuw, toen legde ze het kaartje terug op de kranten en ging naar haar werk.

Elke dag keek ze er naar, zodra ze was opgestaan en vlak voordat ze naar bed ging. En elke dag kwam de man dichterbij. Ze had zich niet vergist, het was duidelijk een man. En toen ze na een paar dagen zijn gezicht goed kon onderscheiden, bleek het een leuke man te zijn. Donkerharig, een vriendelijk, open gezicht. Iemand die vertrouwen inboezemde.
Ze merkte dat ze ernaar uitkeek om ’s avonds thuis te komen en het kaartje te pakken. Af en toe betrapte ze zich erop dat ze de foto streelde, zich afvragend wat zijn naam zou zijn. Dan legde ze hem snel weg en dwong zichzelf om aan wat anders te denken. Maar hoe dichterbij de man kwam, hoe moeilijker haar gedachten zich lieten wegdrukken. Wat zou er gebeuren als hij niet verder kon? Zou hij door de foto stappen? Zou hij tegen haar gaan praten? Meer en meer dwaalden haar gedachten af.

Tot de ochtend dat hij verdwenen was. Het was weer een lege, vergeelde sneeuwvlakte, met een hutje en een kudde schapen in de verte. Hij was echt weg. Ze was teleurgesteld, verdrietig zelfs. Ze wist niet wat ze nou echt verwacht had, maar ze had op zijn minst verwacht dat er iets zou gebeuren. Niet dat ze op een dag wakker zou worden en de foto weer leeg en onbeschreven was, op de boodschap na. Geluk is het mooist als het gedeeld wordt. Ze zuchtte, maakte zich klaar voor haar werk. Na een moment aarzeling stopte ze de kaart in haar tas, misschien zou er in de loop van de dag nog wat veranderen.
Maar de kaart was nog steeds leeg toen ze ging lunchen. En hij was nog steeds leeg toen ze haar spullen pakte om naar huis te gaan. Kwaad gooide ze haar spullen in haar auto. Kwaad op het kaartje, omdat het haar zo in spanning had gehouden. Kwaad op zichzelf, omdat ze zo teleurgesteld was dat er niks was gebeurd. Waarschijnlijk had ze zichzelf gewoon die paar weken lang voor de gek gehouden. Er had nooit een man op gestaan en ze was gek aan het worden. Dat kon niet anders.
Ze was zo in gedachten verzonken dat ze de auto niet zag die van links kwam. De remmen van de andere auto gilden het uit. De hare klonken een paar seconden later. Er volgde geen klap. Verbijsterd staarde Iza naar de bumper van de andere auto, op nog geen centimeter van haar deur. “Is alles goed?! Ik had je niet gezien!" Een geschrokken mannenstem klonk naast haar raam, armen reikten naar de deurklink. Langzaam kwam Iza tot haar positieven en ze hoorde hoe de man vloekte toen hij doorkreeg dat zijn auto de deur blokkeerde. Ze zag hoe de auto naar achteren reed en bevrijdde zichzelf uit haar auto. Nog geen krasje.
“He. Is alles goed?” Een gebruinde hand sloot zich om haar arm. Haar blik ving een paar blauwe ogen. Haar hart stopte even.
Het was hem. De man van de kaart. In levende lijve. Ze wist niet wat ze moest zeggen. Dus knikte ze. Ja, alles was goed. Een opgeluchte zucht klonk naast haar. Ze schraapte haar keel. “Sorry. Ik had je niet gezien. Ik was… afgeleid.” Door hem. Maar dat wist hij niet. Ze stond hem nog steeds aan te staren. Hij staarde terug, verbaasd, nadenkend. “Ken ik je niet ergens van? Je komt me zo bekend voor.”

Ze draaide de kaart om en om. Van de vergeelde foto op de voorkant naar het ouderwetse handschrift op de andere kant. En weer terug. Er stond geen adres op, het was leeg, op de boodschap na.
“Iza, kom je? Anders komen we te laat.” Martin sloeg zijn arm om haar schouders, drukte haar tegen zich aan. Zijn donkere haren kriebelden haar wang. Voorzichtig haalde hij het kaartje tussen haar vingers vandaan. “Zit je weer met dat kaartje? Wat heb je daar mee?” Ze keek hem aan, bang dat hij haar voor gek zette, zoals Leon dat altijd had gedaan. Maar het enige wat ze in zijn blauwe ogen las was oprechte nieuwsgierigheid. Een glimlach verscheen rond haar lippen. “Niks. Niks meer, in ieder geval. Ik vertel het je nog wel een keer.” Ze drukte een kus op zijn lippen, maakte zich los uit zijn omhelzing. “Ga maar vast. Ik kom er zo aan.”

Nog een paar minuten staarde ze naar de kaart. Ze haalde een keer diep adem, maakte toen haar beslissing. Geluk is het mooist als het gedeeld wordt. Met vaste hand schreef ze een naam en adres op het nu lege gedeelte van de kaart. Ze had haar geluk gevonden. Het was tijd dat het kaartje zijn werk zou voortzetten. Bij iemand anders.
-----
Ook geplaatst op www.ikvertel.nl op 15 januari 2010 & op www.korteverhalen.nl op 16 februari 2010.

0 meningen. Geef ook je mening!:

Een reactie posten

Opbouwende kritiek en tips zijn altijd welkom!