“Anja, hoorde je me nou?” Anja schrok op uit haar mijmeringen en staarde haar baas aan. “Sorry, wat zei je?” Hij zuchtte, maar herhaalde zijn vraag niet nog eens. De rest van de afdeling die bij de vergadering aanwezig was, wisselde een paar steelse blikken uit. Niemand zei iets. De pijnlijke stilte bleef nog een paar minuten hangen, voordat de manager besloot door te gaan naar het volgende punt van de vergadering. Anja deed haar best de rest te volgen.
Maar het was zo moeilijk! De dagelijkse werkzaamheden, de vergaderingen, de roddels en beslommeringen in het leven van haar collega’s, wat kon het haar nog schelen?
Ze beschreef het als een wolkje. Niet aan de hemel, maar in haar hoofd. Ze stelde zich voor dat het eruit zou zien als een wolkje in een tekenfilm: Zacht, wit en wollig. Onschuldig. Een beetje ontdeugend. Want dat was het wolkje in haar hoofd ook.
In het begin was hij nog niet zo aanwezig. Af en toe belemmerde hij haar gedachtegang. Dan fluisterde hij snel iets in haar ook, zo zacht dat ze het net niet kon verstaan, en was ze de draad kwijt van wat ze aan het doen was. Op goede dagen kon ze hem wegdrukken, hem negeren of zelfs geloven dat hij er niet was. Maar haar goede dagen werden steeds minder en hoe vermoeider ze werd, hoe lastiger het was het wolkje uit haar hoofd te bannen. Tegenwoordig liet het wolkje zich niet meer tegenhouden. Zijn fluisteringen waren veranderd in luid gebazel en waar zijn woorden voorheen nauwelijks te horen waren geweest, overstemden ze nu haar eigen gedachten.
“…gaan we dus volgende week doen?” Flarden van het gesprek drongen tot Anja door. Ze knikte, ook al had ze de helft niet meegekregen. Het was het antwoord wat van haar verwacht werd, blijkbaar, want niemand keek raar op. Ze sloot haar ogen en ademde zachtjes uit. Even werd de stem haar hele wereld.
Toen ze haar ogen open deed, merkte ze dat de zaal al bijna leeg was. Een enkele treuzelaar aarzelde nog om naar de afdeling terug te lopen en probeerde nog tijd te rekken voordat het werk weer alle aandacht zou opeisen, maar de meesten hadden haar in gedachten verzonken aan de tafel laten zitten. Maar dat was ze tegenwoordig wel gewend. Aan alleen zijn. Met de wolk, altijd met dat wolkje.
Hij schreeuwde tegen haar. Woedend, minachtend, haar uitdagend en geselend met zijn woorden. Continu. Al nachtenlang lag ze wakker, stond, liep, zat ze wakker, met die walgelijke uitspraken die haar gedachten vergiftigden. Nu bonsde haar hoofd en was haar blik wazig. Het feit dat ze haar hoofd nacht na nacht op tegen de muur had gebeukt om het geluid van het wolkje te overstemmen had het er niet beter van gemaakt. En toch, koppig als dat ze was, zat ze hier weer. In dit muffe gebouw waar ze haar werk hoorde uit te voeren, maar nu alleen aanwezig was.
Oh, het lawaai. Gierend, scheurend, kakelend. Beledigend, oorverdovend, gekmakend. Ellenlange tirades die haar wilskracht ontnamen en… “WEES STIL! WEES GODVERDOMME NOU EENS STIL!”
De kakofonie stopte. Geen geluid in haar hoofd behalve haar eigen opluchting. “Anja? Gaat het?” Al haar collega’s staarden naar haar. Een aantal geschrokken, een aantal geïrriteerd, maar het grootste gedeelte alleen maar meewarig. En terwijl zij verder gingen met kun werk en hun gesprekken weer op gang kwamen, begon de wolk mee te praten. En daarna te roepen en daarna te schreeuwen.
Maar het had geholpen. Even maar, maar het had geholpen. Dus schreeuwde ze weer terug. En nog een keer en nog een keer en nog een keer.
Haar stem was schor toen ze haar kwamen halen.
0 meningen. Geef ook je mening!:
Een reactie posten
Opbouwende kritiek en tips zijn altijd welkom!